Preek van zondag 12 november 2023 Preek van zondag 12 november 2023
Talenten

De gelijkenis over de talenten lijkt een vrij eenvoudig verhaal. We hebben allemaal zo onze
kwaliteiten, zo zou je de boodschap kunnen samenvatten, en het is de bedoeling die niet te verwaarlozen maar goed te ontwikkelen en in te zetten. Niet alleen voor onszelf, kun je nog aanvullen, ook voor de kerk. Of breder, ten dienste van het koninkrijk, van de nieuwe wereld die Jezus voor ogen staat. Toch blijft er ook af en toe iets haken, bij vlagen is het best een lastig en weerbarstig verhaal. Dat begint al met die ongelijke verdeling aan het begin: de eerste dienaar krijgt vijf talenten, de anderen krijgen er twee of één. Goed, dat wordt wel meteen toegelicht: ieder krijgt de hoeveelheid die hij aankan. Niemand wordt dus bij het vertrek van de eigenaar overvraagd. Maar klopt het wel, is hier wel sprake van gelijke kansen? Iemand die maar één talent in beheer krijgt, heeft beduidend minder speelruimte. Mocht hij een handeltje opzetten en er gaat iets mis, dan heeft hij maar een beperkte buffer. Zo ontkom je niet aan de indruk dat met name die laatste dienaar wordt achtergesteld. Vandaag de dag zou in ons land, zeker in verkiezingstijd, meteen om compensatie worden geroepen. Moet die laatste dienaar – ik durf het woord bijna niet te noemen – geen ‘toeslag’ ontvangen? We staan toch voor gelijke kansen voor iedereen?

Hoe zit dat trouwens met de eigenaar in deze gelijkenis? Wijst die in de richting van God als schepper? Geeft Hij bij onze geboorte de één meer talenten mee dan de ander? Dat leidt tot een wonderlijk beeld. Dan zou God voor onze geboorte ingrijpende beslissingen nemen, als: jij zoveel van dit, jij zoveel van dat. Alsof God bewust voor ieder mens een persoonlijke mix van verstandelijke, genetische en hormonale ingrediënten samenstelt. Een eigen talentenpaspoort, inclusief de tekorten die daar bij horen. Met zo’n gedachte kan ik weinig. Wel kun je ongetwijfeld stellen: bij onze geboorte krijgen we allemaal weer andere talenten mee. Maar dat is eerder een biologische, erfelijke kwestie – wie zijn je ouders? − dan een door God gestuurd of beïnvloed gebeuren. Zo zullen we daar vandaag de dag naar kijken. Waar God en geloof wel een rol kunnen spelen, dat is in de vraag hoe je met die talenten omgaat. Hoe je die bij jezelf ontdekt en op een goede manier leert ontwikkelen. Bijbels gezien geldt dan als richtlijn: denk niet alleen aan jezelf, aan eigen voordeel of gewin, maar probeer als mens te leven tot eer van God en tot heil van je naaste. Overstijg dus het simpele eigenbelang waar we allemaal mee te maken hebben. Het leven draait niet om me, myself and I. Mens zijn en mens worden staat nooit los van God en de naaste maar doe je in verbondenheid.

Bij die één, twee of vijf talenten moest ik ook aan vakantielocaties denken. Die worden vaak met een aantal sterren gewaardeerd. De chicste hotels krijgen dan vijf sterren, een primitieve Bed & Breakfast zonder douche of andere luxe krijgt er één of twee. Zoiets, bedacht ik me, kun je ook toepassen op de plek waar je als mens geboren wordt. In deze wereld zien talloze mensen het levenslicht in gebieden waar weinig voor handen is. Het ontbreekt aan van alles tegelijk, aan water, voedsel, onderdak, gezondheidszorg en onderwijs. Zo’n plek scoort, als het om die eerste levensbehoeften gaat, hoogstens één sterretje, terwijl je elders kunt opgroeien in een vijfsterrenomgeving. Wat een verschil in kansen, voor de talenten die je meekrijgt.
Tegelijk geldt voor elk mens dat je, waar je ook geboren wordt, meerdere talenten kunt ontwikkelen. Terecht kunnen we in het westen verwonderen over wat mensen elders, in zo’n één-ster-omgeving, van het leven weten te maken, zonder de welvaart van hier te kennen. Je ziet hoe arme mensen het weinige dat ze hebben met elkaar blijven delen, of hoe zwarte mensen ondanks eeuwen van onrecht en discriminatie blijven zingen en dansen. Dan sta je versteld over zoveel weerbaarheid en positieve energie – een bijzonder talent op plekken waar je het niet verwacht.

Van weinig iets weten te maken, dat is een groot talent dat in een verwende wereld vol weelde snel lijkt te verdwijnen. Daarin zie je dat mensen bij een beetje weerstand of tegenslag al snel in de klaagstand schieten. Ja, in ons land heeft de wereld voor menigeen drie, vier of vijf sterren maar staat de levenskunst vaak op een laag pitje. Deze tijd wordt wel die van de snowflakes genoemd: we zijn als tere sneeuwvlokjes die altijd wel iets te klagen hebben. Overgevoelig voor kleine ongemakken vergeten we dan wat het leven allemaal aan kansen en mogelijkheden te bieden heeft.

Deze gelijkenis kan, merkt u wel, weet allerlei vragen en associaties op te roepen. Terwijl je er ook een rechttoe rechtaan verhaal van kunt maken, met een simpele uitleg. Ook die wil ik u wel meegeven. De heer des huizes die op reis gaat, verwijst dan naar Jezus. Na Pasen en Hemelvaart is Hij van deze aarde vertrokken. En toen heeft Hij zijn nalatenschap, met name het beheer van zijn kerk, aan zijn leerlingen overgedragen. Elk hebben zijn hun taken en verantwoordelijkheden gekregen, verbeeld door één, twee of vijf talenten. Daarmee moeten ze aan de slag tot Jezus terugkeert. Dat gebeurt pas ‘na lange tijd’, vertelt Matteüs: ook toen vond men al dat de wederkomst lang op zich liet wachten. Voor de kerk is dat een kwestie van doorzetten, van ‘goede en betrouwbare dienaren’ zijn. Toch heb je ook altijd mensen die dat verwaarlozen. Neem die dienaar die zijn ene talent in de grond begraaft. Dat is een luiaard die er flink van langs krijgt, hem wacht geen feestmaal maar diepe duisternis. In zo’n uitleg valt alles op z’n plek en ben je snel klaar met dit verhaal. Ik zou deze preek in stijl met een stevige vermaning kunnen afsluiten: gemeente, laat niet altijd dezelfde mensen voor het kerkenwerk opdraaien, draag allemaal op z’n tijd uw talenten bij. En wees vooral niet lui want anders – hoe zeg ik dat nou zonder met helse straffen te dreigen – anders zwaait er wat… Is dat niet wat we nodig hebben: korte, heldere preken zonder een woord Latijn? Trouwens, doen kerken waar flinke druk op de ketel staat het niet beter dan andere, meer vrije of vrijblijvende?

Helaas, mij lukt het niet er zo’n rechttoe rechtaan verhaal van te maken. Ik wil in gesprek met zo’n gelijkenis en die ook kritisch kunnen bevragen, bijvoorbeeld als het om die derde dienaar gaat. Waarom begraaft hij zijn talent? Stel dat het inderdaad – zoals hij beweert ‒ uit angst is, dan hoeft die baas toch niet zo scherp, bijna grensoverschrijdend, te reageren? Als ouders doe je dat ook niet als je kind bang is. Dan probeer je zo’n kind gerust te stellen en de drempel over te helpen. Deze dienaar krijgt meteen onderuit de zak, en je vraagt je af wat daar achter zit. Wat is de reden dat hij wordt weggezet als een luiaard en een nutteloze vent? Wijst dat op scherpe tegenstellingen in die eerste christelijke gemeente van Matteüs, een conflict dat wij niet meer kennen? Ziet men daar sommige leden al slappelingen, profiteurs of zelfs intriganten die de sfeer bederven? Dat is niet meer te achterhalen maar houdt je wel bezig bij het lezen van zo’n scherpe uithaal. Voor ons als hedendaagse lezers heeft de barse reactie van de eigenaar al snel iets buitenproportioneels.

Een vraag die hierop aansluit: waar is in deze gelijkenis de christelijke genade? Het zou in ons leven niet om onze goede werken gaan, heeft de kerk eeuwenlang geleerd. Het gaat God niet om onze prestaties, werd gezegd, maar om geloof en vertrouwen – vertrouwen op of in zijn goedheid en genade. Dan gaat het juist niet om wat deze dienaren bereiken met hun talenten. Maar daar draait het in deze gelijkenis juist wel om. Wat je hebt gedaan in je leven, speelt wel degelijk mee als God naar ons leven kijkt en het weegt. God kent zeker genade maar verwacht tegelijk dat onze talenten groeien gaan. Zoiets zit ook in het verhaal dat aansluit op deze gelijkenis, het slot van Matteüs 25 (31-46). Dat gaat nadrukkelijk over het laatste oordeel, dat wordt voltrokken door de Mensenzoon. Als hij komt, dan worden de schapen van de bokken gescheiden en ook dan blijkt alles aan te komen op onze daden. Op wat heb je gedaan voor je naaste, voor de hongerige en dorstige, voor de zieke en gevangene, voor de vreemdeling in je midden. Wat je voor hen hebt gedaan, aldus Jezus, voor een van deze geringe, onaanzienlijke broeders en zusters, dat heb je voor mij gedaan. Hij weet zich één met wie kwetsbaar is en het zwaar te verduren heeft in deze wereld. Dat kan zowel een Oekraïner als een Rus zijn, dat kan zowel om een Jood als een Palestijn gaan. In elke lijdende mens is God te vinden, klinkt door in de boodschap van het kruis.

Het gaat dus om liefdevolle betrokkenheid. Liefdevol leven en meeleven met elkaar, dat is de sleutel tot ons verhaal. De talenten die de dienaren meekrijgen hebben met de liefde te maken. De naastenliefde die Jezus zelf in praktijk brengt, de liefde die Hij in het bijzonder aan zijn volgelingen leert en die ook wij als geschenk van hem ontvangen. Liefde die wij aan elkaar mogen doorgeven, zowel hier in deze gemeenschap als buiten de kerk, wanneer een kwetsbaar mens op ons pad komt. Liefde is het talent waarmee de kerk mag woekeren en dat zij niet ongestraft in de grond mag stoppen. Want dan wordt het donker, dan gaat hier het licht uit. Zonder liefde heeft de kerk geen toekomst en ook geen reden tot bestaan.

Het kan zijn, moet je dan ook met deze gelijkenis durven zeggen, dat de ene mens meer liefde in zich heeft dan de ander. Niet iedereen heeft daar eenzelfde talent voor. Door allerlei dingen kan dit fluctueren. Hoe zit je genetisch en hormonaal in elkaar, verstandelijk en gevoelsmatig? Hoe warm was je kindertijd en jeugd, heb je daarna ook door de jaren heen genoeg liefde ervaren zodat je veel kunt geven? Ook de omstandigheden, verkenden we al, kunnen sterk verschillen: liefde krijgt niet overal een kans, ook zij kent één-, twee- tot vijfsterrenlocaties. Maar iedereen – daar ben ik van overtuigd − heeft wel iets van dat talent, dat vermogen tot liefhebben, in zich. En iedereen kan daar, al dan niet aangesproken of uitgedaagd door het evangelie, iets van maken.

Dat vermogen verdwijnt ook niet gaandeweg je leven. Ik denk aan afgelopen donderdag, toen de kring over ‘ouder worden’ een eerste keer bijeenkwam. Mij valt op dat zich onder ouderen heel nieuwe vormen van liefde kunnen ontwikkelen. Hoe ouders die bij de opvoeding van hun kinderen nogal eens afwezig waren, zich ontpoppen tot toegewijde grootouders die alle tijd hebben. Of hoe een ouder iemand een speciale band opbouwt met een buurmeisje of oppaskind of zomaar de steunpilaar wordt van iemand die toevallig in de buurt woont. Tot op hoge leeftijd kunnen mensen nieuwe contacten leggen en vriendschappen ontwikkelen en zo samen hun dagen vullen. Nee, dat talent om lief te hebben, verdwijnt zeker niet met de jaren. Het kan zich in elke levensfase opnieuw aandienen. En dan vraagt het altijd weer om goede, betrouwbare mensen. Om trouwe dienaren van God en de naaste. Amen.


 
terug